Nederland in 2019: van de ene naar de andere demonstratie gaan

21/12/2019

Nooit eerder werd er meer gedemonstreerd in Nederland dan het afgelopen jaar. Het protest is tegenwoordig van iedereen: van de klimaatspijbelende scholier tot de boer die op zijn trekker het Malieveld in een modderpoel verandert. ‘Het komt in golfbewegingen en nu is er springvloed.’

 

Daar sta je dan in je pyjama en je blauwe badjas voor de deur van de burgemeester, teddybeer stevig onder de arm. Het vriest en het is vroeg. Protest. ‘HVV, weg ermee!’ Misschien nog even oefenen op een catchy leus, maar het komt erop neer dat de studenten het niet langer wensen te pikken dat ze hun kamer­tje kwijtraken door een nieuwe huisvestingsverordening van de gemeente. Die moet, aldus de wethouder, voorkomen dat de hele stad wordt opgedeeld in kleine duurbetaalde wooneenheden, waardoor gewone gezinnen het nakijken hebben.

De camera’s zoemen, de microfoons staan open. ’s Avonds is de actie te zien op de journaals van de NOS en RTL, de volgende dag staan er foto’s in de kranten.

Nooit eerder is ze de straat op gegaan, zegt de tevreden initiatiefnemer Sarah Julie Bronkhorst (19), een eerstejaars student PPLE (politics, psychology, law and economics) die zelf in een dispuutshuis van het Amsterdamsch Studenten Corps woont. “Misschien komt het doordat Nederland altijd goed voor ons heeft gezorgd dat er een soort luiheid is ontstaan, maar die is nu wel weg.”

Overmoedig: “Laat dit het begin zijn van een wereldwijde beweging van studenten die in pyjama demonstreren voor de vrede. Je moet groot durven denken, nietwaar?”

De socialistische wethouder Laurens Ivens staat erbij en kijkt ernaar. Goedkeurend knikje. Het is al even geleden dat hij studenten zag demonstreren. De ware activist verloochent zich niet, al is het protest dit keer tegen hemzelf gericht. “Er borrelt iets,” zegt de SP’er. “Er is onvrede in het land. De mensen nemen weer het heft in handen. Hoge piefen zoals ik worden niet meer automatisch geloofd. Dat kan ik natuurlijk alleen maar toejuichen.”

 

Zwarte Piet, keppeltje, veganisten

Protesteren in Nederland, tegen de klippen op. Studenten streden voor hun huisvesting en hun geld, supporters van Ajax togen naar Den Haag omdat ze uitkaartjes wilden voor de wedstrijd tegen ADO. Op de Dam verschenen op een mooie zomerdag duizend veganisten om hun zaak te bepleiten, terwijl honderden taxichauffeurs naar het Malieveld reden omdat ze een wettelijke stop willen op het aantal collega’s. Er werd pro- en anti-Zwarte Piet gedemonstreerd, mensen gingen de straat op om zich uit te spreken tegen het boerkaverbod of voor het recht om ongestoord een keppeltje te dragen. Het protest is tegenwoordig van iedereen.

“Het recht om te demonstreren is een democratische verworvenheid en kan nauwelijks worden overschat,” zegt Berend Roorda, universitair docent demonstratierecht in Groningen. Verbied het en je hebt de poppen aan het dansen. “Demonstraties hebben een stabiliserende werking: als je protesten de ruimte geeft, voelen demonstranten zich gehoord en zullen ze het minder snel zoeken in verdergaande acties.”

De grens? “Als protesten uitmonden in geweld en worden gebruikt als dwangmiddel. Boeren die met hun trekkers het provinciehuis binnenrijden om hun zin te krijgen of omstanders in gevaar brengen door hekken omver te rijden, Friezen die de snelweg blokkeren om het andere demonstranten onmogelijk te maken om te

demonstreren. Dan valt het protest niet meer onder het grondwettelijk beschermde recht op demonstratie en moet de overheid ingrijpen. Maar verder? Laat vooral gaan.”

En inderdaad, dat doet Nederland: zich laten gaan. Dit jaar meer dan ooit. In Amsterdam werden in 2014 220 demonstraties aangemeld bij de gemeente, in 2018 waren het er al 1081 en dit jaar 1416, gerekend tot halverwege december – dat is dus exclusief spontane acties. 

In Den Haag, aan het begin van deze eeuw goed voor zo’n 350 demonstraties per jaar, werden in 2017 1302 demonstraties aangemeld, een jaar later waren het er 1607. En dit jaar is het er zeker niet minder op geworden, aldus een woordvoerder van de gemeente.

 

Klimaatmars

Een ontzagwekkende hoeveelheid, waarbij aangetekend dat veruit de meeste demonstraties bestaan uit minder dan vijftig mensen en gaan over internationale kwesties: de Oeigoeren, Chili, Libanon, Turkije en natuurlijk het aloude conflict tussen Israël en de Palestijnen, dat wekelijks op de Dam wordt uitgevochten.

Maar toch: niet alleen de hoeveelheid demonstraties en de diversiteit ervan is opvallend, ook de omvang van de onvrede is regelmatig groot. Een klimaatmars in Amsterdam trok in maart 40.000 deelnemers, terwijl het die dag stroomde van de regen. In september deden 35.000 mensen het protest nog eens dunnetjes over in Den Haag, terwijl een week later honderden klimaatdemonstranten de confrontatie met de Amsterdamse politie aangingen tijdens een blokkade van de Stadhouderskade.

Eind mei lag in het hele land het openbaar vervoer plat om betere pensioenen af te dwingen. Boeren veranderden in oktober tot twee keer toe het Malieveld in de binnenstad van Den Haag in een modderpoel en veroorzaakten met hun tractoren een recordfile van 1100 kilometer, omdat ze zich in hun voortbestaan bedreigd voelen door de stikstofmaatregelen van het kabinet. 

Aan het eind van de maand was het de beurt aan duizenden bouwers die hun protest kracht bijzetten door ruim 1100 machines en vrachtwagens op het veld te parkeren. Tegen de 40.000 leraren demonstreerden in maart voor beter onderwijs. In november mondde dat uit in een landelijke staking en bleven meer dan vierduizend scholen dicht. Een staking in de zorg had tot gevolg dat ruim negentig procent van de ziekenhuizen eind november op halve kracht draaide.

 

De mythische jaren zestig

Een ongemakkelijk soort onvrede in tijden van economische voorspoed? Het is maar hoe je het bekijkt. “Mensen demonstreren als er hoop op verbetering is,” zegt Jan Willem Duyvendak, hoogleraar sociologie aan de UvA en rector van onderzoeksinstituut Nias. “Als het crisis is, begrijpen ze heus wel dat er wordt bezuinigd, maar als ze zien dat het economisch goed gaat met het land, dan denken ze al snel: waarom profiteer ik daar niet van mee?”

Als je kijkt naar de cijfers op de lange termijn, rekent VU-hoogleraar sociale verandering en conflict Jacquelien van Stekelenburg voor, werden in de westerse wereld de mythische jaren zestig in 2009 ingehaald. Sindsdien is het aantal protesten alleen maar toegenomen.

“Demonstraties komen in golfbewegingen,” zegt ze. “En nu is er springvloed.” Met nog wel een kleine relativering: in de protestluwe jaren tachtig liepen in Amsterdam en Den Haag meer dan een half miljoen mensen te demonstreren tegen de komst van kruisraketten en in 2004 demonstreerden 300.000 mensen tegen het kabinet-Balkenende II. Kom daar nog maar eens om.

In Den Haag, aan het begin van deze eeuw goed voor zo’n 350 demonstraties per jaar, werden in 2017 1302 demonstraties aangemeld, een jaar later waren het er 1607. En dit jaar is het er zeker niet minder op geworden, aldus een woordvoerder van de gemeente. Beeld Marit Goossens

Het is vooral de verscheidenheid aan demonstraties die Van Stekelenburg de laatste jaren opvalt. De ouderwetse vakbondsdemonstraties om geld hebben plaatsgemaakt voor nieuwe thema’s: het milieu natuurlijk, maar ook ongelijkheid, internationale solidariteit en de positie van minderheden. Mensen gaan niet alleen de straat op voor de eigen portemonnee, maar ookomdat ze zich serieus zorgen maken over hun beroep: kunnen ze nog wel fatsoenlijk onderwijs bieden of goede gezondheidszorg?

Ze spreekt over vlammetjes, die het protest doen starten of aanwakkeren, tegenwoordig geholpen door de ongekende mobiliserende kracht van sociale media. Demonstraties in het buitenland, die zich als een virus over de wereld verspreiden met aansprekende leiders als de Zweedse klimaatactiviste Greta Thunberg. Bouwers die zien dat de boeren wat bereiken en dus ook de straat opgaan. Zien demonstreren doet demonstreren.

Wat ook helpt: een maatschappelijk klimaat waarin we al snel met verhitte hoofden tegenover elkaar staan. Demonstraties en tegen­demonstraties, of het nu gaat om Zwarte Piet, het klimaat of de vermeende islamisering van het land. Niets mobiliseert makkelijker dan een boze tegenstander.

 

Iedereen georganiseerd

Van Stekelenburg: “Elke groepering die pijn voelt, denkt tegenwoordig: wat die anderen kunnen, dat kunnen wij ook.”

In de woorden van Duyvendak: door een stijgend opleidingsniveau weten meer mensen de weg naar de politiek te vinden en meer mensen vinden ook dat diezelfde politiek naar hen moet luisteren. Steeds meer mensen hebben ook de middelen om zich te organiseren: geld, een organisatie, mensen die de boodschap helder kunnen verwoorden en ruime toegang tot sociale media – wie geen gebruikmaakt van Facebook kan een grote opkomst tegenwoordig wel ver­geten.

“Wat mij opvalt,” zegt hij, “is dat alle generaties meedoen. Van de babyboomers die er in de jaren zestig mee zijn begonnen tot scholieren die de klas uitlopen om te gaan spijbelen voor een beter klimaat. Ook nieuwe groepen gaan tegenwoordig de straat op. Voor het eerst zien we Nederlandse Surinamers met voldoende zelfbewustzijn om hun recht op te eisen. Alle klassen, alle beroepsgroepen mobiliseren zich.”

En: “De ‘gewone Nederlander’ heeft zich gemeld. Meerderheden stellen zich op tegenover minderheden en doen alsof ze zelf een minderheid zijn. Er is zelfs al een poging gedaan om een demonstratie van hetero’s van de grond te krijgen. Populisme is ook een soort van democratiseringsbeweging. Mensen die zich van de politiek hadden afgewend, stemmen weer en gaan ook de straat op. Politici als Geert Wilders en Thierry Baudet melden zich nu als spreker bij dergelijke demonstraties.”

De grootste gemene deler van al dat protest? Een verbreding van de thematiek, in elk geval. Maar vooral ook een versmalling van de interpretatie ervan, aldus Duyvendak. “Alles wordt vertaald naar identiteit: de boer die staat voor de echte Hollandse gehaktbal versus de milieuactivist die vindt dat we alleen nog wortelsoep mogen eten. De stad versus het platteland, de elite versus de gewone man. Je kunt je afvragen of dat terecht is. Misschien maakt die boer zich wel degelijk gewoon zorgen over zijn bedrijf en die milieuactivist over de opwarming van de aarde.”

 

Reactie HZC-lid Jan ten Wolde 

Jan ten Wolde (50), chauffeur, was bij de bouwvakkers­demonstratie in Den Haag tegen het stikstofbeleid.

“Je moet je stem laten horen tegenwoordig. Er worden regels gemaakt van bovenaf. Wij, de mensen die het werk doen, moeten het maar slikken. Toen het stikstofbeleid werd gepresenteerd en ze de bouw stillegden, moest ik wel wat doen. De boeren vormen duidelijk é?n front, mensen uit de bouw moeten ook duidelijk maken dat ze een team zijn en wanbeleid niet pikken. Ik ben zelf chauffeur. Ik zorg dat grondstoffen van A naar B worden vervoerd. Als de bouw stilligt, heb ik ook geen werk meer. De politiek heeft niet op tijd ingegrepen bij het aanpakken van de stikstofuitstoot, maar daar kan ik als doorsneeburger toch niet de dupe van worden? Ik ben aangesloten bij ­vakvereniging het Zwarte Corps en ben naar het Malieveld gegaan om te protesteren. Het was echt een ervaring. Normaal zie ik het altijd op tv, nu was ik er onderdeel van. We waren goed vertegenwoordigd. Maar ik weet zeker: het heeft totaal geen effect gehad. De regering doet toch wat ze zelf wil.”

 

Jan ten Wolde

 

Lees het volledige artikel op de website van Het Parool

 

Bron: Het Parool