Hoe werkgevers akkoord gingen met minder flexwerk

05/06/2021

Werkgevers en vakbonden presenteerden deze week een advies met strengere regels voor flexwerk en zzp’ers. De gesprekken verliepen moeizaam. Hoe zijn ze het toch eens geworden?

 

Ingrid Thijssen, voorzitter van werkgeversclub VNO-NCW, wéét dat het lang geleden is dat Sieto de Leeuw, voorzitter van uitzendkoepel ABU, op vakantie is geweest. Nu is hij eindelijk drie dagen weg, in het centrum van Deventer. Toch stuurt ze hem in de nacht voor Hemelvaartsdag een appje. Kan ze hem nog even bellen?

Thijssen zit op dat moment in het gebouw van de Sociaal-Economische Raad (SER) in Den Haag. Daar, aan de U-vormige tafel van de ‘Dienstenzaal’, onderhandelt ze al urenlang met twee andere werkgeversvoorzitters en drie vakbondsleiders. Ze willen een SER-advies uitbrengen aan het nieuwe kabinet, onder andere over het inperken van flexwerk.

Over het uitzendwerk zijn de vakbonden en werkgevers het nog steeds niet eens. Daarom weet De Leeuw, als prominent lid van VNO-NCW, dat hij op zijn hotelkamer een telefoontje kan verwachten.

Aan het begin van de avond denken de werkgevers nog: vanavond kunnen we een akkoord sluiten. Maar dat optimisme verdwijnt. De vakbondsvoorzitters – Tuur Elzinga (FNV), Piet Fortuin (CNV) en Nic van Holstein (VCP) – komen met eisen die de werkgevers totaal niet zien aankomen. Er klinken verwijten: jullie willen alles weer openbreken, zeggen de werkgevers. Jullie laten je gijzelen door de uitzendsector, zeggen de vakbonden. Opeens zit alles muurvast.

Volume 0%

 

Op één cruciaal thema ontstaat die nacht beweging als Thijssen met uitzendvoorzitter De Leeuw belt, die in Deventer op vakantie is. Het is drie uur ‘s nachts. Ze legt hem een eis van de vakbonden voor: die willen dat uitzendkrachten maximaal 3 jaar op een flexibel uitzendcontract kunnen werken. Daarna moet het uitzendbedrijf hen een vast contract geven. Nu is die termijn 5,5 jaar. Werkgevers hielden vast aan een compromis van 4 jaar.

De Leeuw gaat akkoord: ook met een termijn van drie jaar kan hij leven.

Over andere onderwerpen blijft de onenigheid en de frustratie groot. Dus tegen vijf uur ’s ochtends zeggen ze tegen elkaar: laten we maar stoppen, dan kunnen we dit weekeinde nog eens rustig nadenken.

 

Sociaal gezicht

Dat helpt, want enkele weken later komen ze er toch uit. Woensdag presenteerde de SER – werkgevers, vakbonden en deskundige ‘kroonleden’ – eensgezind een ‘middellangetermijnadvies’ aan het volgende kabinet, met daarin strengere regels voor flexwerk en zzp’ers.

Uit gesprekken van NRC met betrokkenen – bij de vakbeweging en werkgevers – blijkt hoe moeizaam dat advies tot stand kwam. Zij willen alleen praten als zij anoniem blijven.

 

Waarom het nu toch gelukt is? Vakbonden én werkgevers wilden de arbeidsmarkt aanpakken. Ook werkgeversclub VNO-NCW erkent de „uitwassen”: mensen die langdurig afhankelijk zijn van onzekere flexbanen.

Werkgevers weten: als we géén akkoord sluiten, zal flexwerk ook worden ingeperkt, maar dan hebben we er minder grip op. Dat is wat er na 2017 gebeurde: vakbonden en werkgevers slaagden er niet in een sociaal akkoord te sluiten. Met de arbeidsmarktwet die minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken, D66) bedacht, waren vakbonden én werkgevers ontevreden. Als ze er dit keer wel samen uitkomen, zal een nieuw kabinet niet om hun adviezen heen kunnen, is hun hoop.

 

Daar komt bij dat de werkgeversorganisaties graag hun sociale gezicht laten zien. De nieuwe voorzitter Ingrid Thijssen is het gezicht van de koerswijziging die VNO-NCW begin dit jaar presenteerde. Hoe geloofwaardig is het dan als de werkgevers geen afspraken willen maken over het inperken van flexwerk?

 

Wollige taal

Het idee voor dit advies ontstaat al eind 2019 bij het tienkoppige bestuur van de SER: toen nog met VNO-NCW-voorman Hans de Boer en FNV-voorzitter Han Busker. In het Amsterdamse Amrâth Hotel (vijf sterren) komen ze een avond en ochtend bijeen. Ze weten dat het sinds 2006 niet meer gelukt is om aan de vooravond van een kabinetsformatie samen een SER-advies uit te brengen. Vooral de arbeidsmarkt is een heikel thema, weet SER-voorzitter Mariëtte Hamer. Daarom wil ze op tijd beginnen.

Kort daarna verschijnt een alarmerend rapport van de commissie-Borstlap, ingesteld door het kabinet om nieuwe regels rond werk te bedenken. Flexwerk moet worden ingeperkt, zegt de commissie begin 2020, omdat vooral de meest kwetsbare mensen daarvan afhankelijk zijn. Ook zegt Borstlap: maak het werkgeverschap aantrekkelijker.

Als Nederland een paar maanden later wordt overvallen door de coronapandemie, zien de werkgevers- en vakbondsvoorzitters hoe vooral flexwerkers en zelfstandig ondernemers hun werk kwijtraken. Maar zelf zijn ze vooral bezig met crisismanagement. Voor het SER-advies hebben ze geen tijd.

Wat wel helpt: de zes poldervoorzitters zien elkaar nu vrijwel iedere week voor overleg over de economische steunmaatregelen met minister Koolmees (Sociale Zaken, D66) en, toen nog, minister Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD). Ze raken vertrouwd met elkaar. „We trokken steeds samen op en moesten veel oplossingen verzinnen”, zegt een van hen nu.

Aan het eind van de zomer beginnen werkgroepjes in de SER met het schrijven van het advies. Als de voorzitters erbij komen, in april dit jaar, om de meest controversiële onderwerpen te bespreken, treffen ze een lijvig document. „Bijna honderd pagina’s met van die wollige SER-teksten”, zegt een betrokkene. Ze beginnen helemaal opnieuw: het mag niet meer dan twintig kantjes worden.

 

Zieke werknemers

Over de moeilijkste thema’s moet dan nog onderhandeld worden: wat doen we met de grote groep schijnzelfstandigen in Nederland, die eigenlijk in loondienst horen? Hoeveel strenger moeten de regels rond uitzendwerk worden? En hoelang moeten ondernemers een zieke werknemer blijven doorbetalen?

Vooral Jacco Vonhof van MKB-Nederland wil die loondoorbetaling bij ziekte graag inkorten van twee naar één jaar. Vakbonden zijn daar kort over: dat laten ze niet gebeuren. Het compromis: de werkgever krijgt eerder duidelijkheid over de terugkeer van de zieke werknemer, door een medische keuring na het eerste ziektejaar.

Wel lukt het de werkgevers uiteindelijk om het werkgeverschap aantrekkelijker te maken, maar dan zónder dat het ten koste gaat van werknemersbescherming.

Ze bedenken een regeling voor bedrijven die het tijdelijk zwaar hebben. In plaats van een paar mensen te ontslaan, kunnen zij ál hun werknemers verplichten om minder uren te werken, maximaal 20 procent minder. Van die niet-gewerkte uren betaalt de baas een kwart, de rest vergoedt de overheid of een fonds.

Maar een ander deel van het SER-advies vinden de werkgevers net zo belangrijk: de investeringsagenda. Het nieuwe kabinet wordt opgeroepen om volop te investeren in onderwijs, innovatie en infrastructuur. Daar is amper discussie over: de vakbonden vinden het prima.

Voor vakbonden is het vooral belangrijk dat over de arbeidsmarkt geen abstracte teksten, maar concrete afspraken komen. „Want een eerlijke arbeidsmarkt wil iedereen wel”, zegt een betrokkene.

De vakbonden voelen zich sterk. Ze weten dat de meeste politieke partijen óók flexwerk willen inperken zonder de rechten van vast personeel aan te tasten. Dus proberen ze de werkgevers zoveel mogelijk concessies te laten doen.

De werkgevers zijn, vooral in de laatste weken, gefrustreerd. Ze hebben het idee dat de relatief nieuwe vakbondsvoorzitters Tuur Elzinga en Piet Fortuin geen concessies willen doen uit angst voor hun achterban.

Zo blijven de vakbonden er tot het laatste moment op aandringen dat uitzendkrachten vanaf dag één precies dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgen als hun collega’s die in dienst zijn van dat bedrijf. Dat vinden de werkgevers totaal onhaalbaar. Denk aan de uitzendkrachten die elke week ergens anders werken. Moet voor hen dan steeds een nieuw pensioenpotje, fietsenregeling en persoonlijk keuzebudget worden opgetuigd?

 

Invloed verliezen

Er komt pas beweging in de discussie door nieuws van buitenaf. In de uitzendsector is al maanden onderhandeld over een nieuwe cao. Dat overleg mislukte vorige week. Uitzendwerkgevers willen voorkomen dat ze bepaalde gunstige arbeidsvoorwaarden verliezen, die afwijken van de wet. De drie grote vakbonden zien hoe de uitzendbranche er daarna tóch in slaagt de cao te verlengen, door een akkoord met een minivakbond. De grote bonden vrezen hun invloed in de sector te verliezen.

Dat brengt de zes voorzitters in de SER weer bij elkaar. Kunnen ze er écht niet samen uitkomen? Ze verzinnen een technisch compromis. Uitzendkrachten krijgen vanaf dag één geen ‘gelijke’, maar ‘gelijkwaardige’ arbeidsvoorwaarden. Oftewel: als hun pensioenregeling slechter is, dan moeten ze op een ander vlak gecompenseerd worden. Dat is wél haalbaar, zeggen de werkgevers.

Bij de presentatie van het advies, woensdag in het SER-gebouw in Den Haag, stralen de zes vakbonds- en werkgeversvoorzitters trots en eensgezindheid uit. Maar vooral Thijssen moet uitleggen waarom dit ook háár akkoord is. Zo vraagt een journalist haar in de vragenronde na afloop: „Wat is er aan de hand bij VNO-NCW? Hier staat dat de vaste baan weer de norm moet worden, het ontslagrecht blijft hetzelfde. Terwijl we jarenlang gehoord hebben dat alles flexibeler moet.”

Er zijn wel degelijk afspraken gemaakt die het werkgeverschap aantrekkelijk maken, zegt Thijssen. En vergeet niet hoe belangrijk de investeringsagenda is. Maar inderdaad, zegt zij. „VNO heeft een nieuwe koers, dat heeft u goed gezien.”

 

Woensdag presenteerde de Sociaal Economische Raad (SER) een advies over de arbeidsmarkt aan de vooravond van de kabinetsformatie. Dat was voor het eerst in vijftien jaar. Vakbonden en werkgeversorganisaties werden het na lang overleg eens over ingrijpende veranderingen om flexwerk terug te dringen en het werkgeverschap aantrekkelijker te maken.

 

Bron: NRC