Verschillende pensioenleeftijden: Wat betekent dit voor mij?

07/07/2021

Bij veel mensen is niet bekend dat er verschillende pensioenleeftijden bestaan voor de AOW en het aanvullende pensioen. Veel mensen weten dan ook niet wat dit voor hen betekent of hebben hier vragen over. VCP-beleidsmedewerker Klaartje de Boer geeft tekst en uitleg over de verschillende leeftijden en wat dit voor uw pensioen kan betekenen.

 

Meerdere pijlers

Ons pensioenstelsel bestaat uit meerdere pijlers. De eerste pijler bestaat uit de AOW. De AOW is een basispensioen voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt. De AOW is een volksverzekering. Woont of werkt u in Nederland, dan bent u zeer waarschijnlijk verzekerd voor de AOW. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) betaalt het AOW-pensioen uit. Indien u werkt bij een werkgever bouwt u daarnaast ook vaak aanvullend pensioen op bij een verzekeraar of pensioenfonds. U en uw werkgever betalen hier pensioenpremie voor. Het aanvullende pensioen wordt ook wel de tweede pijler genoemd.

 

AOW-leeftijd

De AOW-leeftijd gaat bij ongewijzigd beleid van dit kabinet in stappen omhoog. De AOW leeftijd is per 1 januari 2021 66 jaar en 4 maanden en gaat in stappen naar 67 jaar in 2024. Vanaf 2024 is de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting en stijgt de AOW-leeftijd bij een jaar langer leven met 8 maanden. Dat is een afspraak die gemaakt is in het Pensioenakkoord. Eerder leidde een jaar langer leven tot een jaar later AOW. Indien de levensverwachting stijgt dan stijgt dus ook de AOW-leeftijd. Deze stijging wordt 5 jaar van te voren bekend gemaakt. In 2022 stijgt de AOW-leeftijd met 3 maanden naar 66 jaar en 7 maanden. In 2023 is de AOW-leeftijd 66 jaar en 10 maanden. De AOW-leeftijd is nu vastgesteld tot 2026 op 67 jaar. Bent u geboren na 31 december 1959 dan staat uw AOW-leeftijd dus nog niet vast, maar die is minimaal 67 jaar.

U ontvangt uw eerste AOW-pensioen vanaf de dag waarop u uw AOW-leeftijd bereikt. Uw AOW-leeftijd hangt dus af van uw geboortedatum. Hier kunt u zien wat uw AOW-leeftijd is en voor mensen die geboren zijn voor 1959 wat hun geschatte AOW-leeftijd is. U kunt uw AOW dus niet eerder of later laten uitkeren.

 

Pensioenrichtleeftijd bij het aanvullende pensioen

Bij de aanvullende pensioenen wordt gesproken over de pensioenrichtleeftijd. Hier wordt het iets ingewikkelder. De pensioenrichtleeftijd wordt bij wet voorgeschreven voor alle pensioenuitvoerders van Nederland. De pensioenrichtleeftijd is de pensioenleeftijd die in beeld komt bij de berekening van de jaarlijkse pensioenopbouw en bij de bepaling van het fiscaal maximale pensioen dat mag worden opgebouwd door een werknemer. De wetgever heeft enkele jaren geleden in de wet vastgelegd dat AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd meelopen met de resterende levensverwachting op 65 jaar. Op die manier blijft bij een blijvend stijgende levensverwachting de periode waarover AOW en pensioen worden uitgekeerd in de toekomst gelijk en daarmee betaalbaar. Op 1 januari 2014 werd de pensioenrichtleeftijd vanwege achterstallig onderhoud in één keer verhoogd naar 67 jaar, daarvoor was deze sinds mensenheugenis 65 jaar. Per 1 januari 2018 is de pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar gestegen en dat zal voorlopig (in ieder geval tot 2024) ook zo blijven.

 

Pensioenrichtleeftijd verschilt per pensioenfonds

Veel pensioenfondsen hebben in 2018 de pensioenrichtleeftijd verhoogd naar 68 jaar. Er zijn echter ook pensioenfondsen die vasthouden aan een lagere pensioenrichtleeftijd. De fiscus staat toe om niet aan te sluiten bij de verhoging van de pensioenrichtleeftijd, maar derichtleeftijd in de pensioenregeling te houden op bijvoorbeeld 67 jaar. In dat geval geldt de eis dat er niet meer pensioen mag worden opgebouwd dan bij pensioenrichtleeftijd 68 jaar en het opbouwpercentage 1,875%. Gevolg is dat de fiscus bij pensioenrichtleeftijd 67 jaar een maximaal opbouwpercentage van 1,738% voorschrijft. Bij een pensioenrichtleeftijd van 66 jaar is het maximale opbouwpercentage 1,614% en bij 65 jaar is dat percentage maximaal 1,502%. Er kan bij een lagere pensioenrichtleeftijd vanwege de actuariële herrekening dus minder pensioen worden opgebouwd.

 

Zelf pensioenmoment bepalen

Zowel de AOW-leeftijd als de pensioenrichtleeftijd is niet de feitelijke leeftijd waarop u met pensioen kunt gaan. Dit bepaalt u natuurlijk zelf. Het daadwerkelijk moment dat u stopt met werken en met pensioen gaat, kunt u dus onafhankelijk van de pensioenrichtleeftijd zelf kiezen. Dit mits uw pensioenregeling en/of uw CAO hier ruimte toe biedt.
Bij het overgrote deel van de pensioenregelingen is dit wel het geval en kunt u gebruik maken van deeltijdpensioen of uw pensioen eerder of later laten uitkeren (bij langer doorwerken). Bekijk uw pensioenregeling of de website van uw pensioenfonds wat de mogelijkheden zijn.

 

Actuarieel neutraal

Wanneer u kiest uw aanvullend pensioen gelijk te zetten op uw AOW-leeftijd of op een ander moment dan de op dit moment in uw pensioenregeling geldende pensioenrichtleeftijd dan zal uw pensioenfonds uw opgebouwde pensioenen met verschillende pensioenrichtleeftijden actuarieel omrekenen naar de door u gekozen pensioenleeftijd. Dat gebeurt actuarieel neutraal, d.w.z. als u bijvoorbeeld met pensioen gaat op 66 jaar, dan wordt het pensioen dat u heeft opgebouwd met pensioenrichtleeftijd 65 jaar (tot 1 januari 2014) verhoogd met pakweg 7%. Het deel pensioen dat u heeft opgebouwd met pensioenrichtleeftijd 67 jaar (vanaf 1 januari 2014) wordt bij pensioenleeftijd 66 jaar juist verlaagd met pakweg 7%.

 

Eerder of later stoppen met werken

Eerder stoppen met werken of in deeltijd gaan werken betekent dus wel dat uw pensioen lager wordt. U betaalt immers minder lang (of minder) pensioenpremie. Langer doorwerken betekent juist een hoger aanvullend pensioen, omdat een pensioenfonds dan pas later begint met uitkeren. Wilt u doorwerken na de voor u geldende AOW-datum dan zult u wel de goedkeuring van uw werkgever moeten hebben of moet deze mogelijkheid zijn vastgelegd in uw CAO. Indien u voor uw AOW-datum uw aanvullend pensioen laat uitkeren kan dit fiscale gevolgen met zich meebrengen. Tot aan de AOW-leeftijd betaalt u namelijk meer belasting dan erna. Laat u hierover altijd goed informeren. Daarnaast is het in sommige gevallen mogelijk (indien u 36 maanden of minder voor uw AOW-leeftijd zit) om gebruik te maken van een RVU-regeling, indien uw werkgever hierin faciliteert. Hier leest u hier meer over.

 

Let op de grenzen en voorkom teleurstellingen

Er zijn vaak wel grenzen. Deze grenzen hangen enerzijds af van de in uw CAO en pensioenregeling opgenomen mogelijkheden maar ook van de wet- en regelgeving inzake eerder of in deeltijd stoppen met werken. Zo kunt u bijvoorbeeld bij het ABP uw aanvullend pensioen op dit moment op z’n vroegst laten ingaan vanaf de maand waarin u 60 jaar wordt en tot op z’n laatst 5 jaar na de op enig moment uw u geldende AOW-datum. Daarnaast kan eerder of later stoppen met werken gevolgen hebben voor het voorwaardelijk pensioen (indien daar bij uw pensioenregeling sprake van is, zoals bij het ABP).

 

Bron: VCP