Het verhaal van Peter
Peter: ‘Ik werd afgekeurd als machinist.’
Ik ben Peter, 35 jaar en stapelverliefd op mijn vrouw met wie ik drie kinderen heb. Ik ben vrijwilliger bij een vereniging en ben – of eigenlijk was – machinist. Ik vond het altijd machtig mooi om op m’n machine een rol te spelen op grote werken. Ik kon ook echt trots zijn op wat ik steeds weer voor elkaar kreeg met mijn machine.
Op een moment kreeg ik veel last kreeg van mijn lichaam. Ik bewoog me wat stroever en ik kreeg pijn, vooral na een week werken. In de weekenden waren de klachten een stuk minder, maar zodra ik een pittige werkweek achter de rug had, namen de klachten weer toe. Ik ging van de huisarts naar de specialist en al snel bleek dat mijn klachten chronisch waren. Ze gaan niet meer weg.
Via mijn werkgever werd ik gekeurd door een UWV-arts om te kunnen bepalen hoe het verder moest. Omdat mijn klachten werden verergerd door mijn werk, moest er iets gebeuren. De uitkomst van de keuring was duidelijk: ik zou niet meer kunnen werken als machinist, maar nog wel heel veel andere dingen. Ik werd toen afgekeurd voor het machinistenwerk. Maar omdat ik dus nog wel andere dingen kon, kreeg ik geen uitkering. En daar moest ik het maar mee doen. Ik werd er toch wel wat zenuwachtig van en belde naar HZC.
Er kwam een rayonbestuurder op huisbezoek en we hebben toen alles doorgesproken. Mijn werkgever hoefde na één jaar ziekte nog maar zeventig procent loon te betalen. Na twee jaar hoefde hij helemaal niets meer te betalen. Het was dus maar het beste dat ik ander werk zou gaan zoeken.
Gelukkig heb ik een goede en sociale werkgever. Mijn rayonbestuurder nam contact met hem op om te vragen of we mijn situatie samen konden bespreken. En of hij misschien zou kunnen meedenken over een oplossing.
Met z’n drieën hebben eerst goed gekeken naar wat er nu eigenlijk in het rapport van het UWV stond. Daarin stond dat ik nog wel veel kan, als ik maar niet te zwaar wordt belast. Vervolgens heeft mijn werkgever me laten testen op wat ik precies kan. Uit deze test bleek dat ik een goed stel hersens heb en handig ben met de computer en telefoon. Alleen zag ik een kantoorbaan niet echt zitten. Ik geloof niet dat ik gelukkig word van hele dagen achter een bureau zitten.
We spraken met mijn werkgever af dat hij binnen het bedrijf zou overleggen over de mogelijkheden die er waren om mij toch in dienst te houden. Helemaal gerust was ik niet. Want mocht het tot niets leiden, dan zou ik moeten solliciteren naar een andere baan. Bij een andere werkgever. Maar welke werkgever neemt iemand aan met een chronisch ziekte?
Na twee weken belde mijn werkgever me met de vraag of ik langs kan komen voor een gesprek, samen met mijn rayonbestuurder. En dat was niet voor niets, want hij had een oplossing gevonden; ik heb wat oudere collega’s die buiten werken én veel zaken voor de machinisten regelen. Zoals het bestellen van materiaal. Ze zijn alleen niet erg handig met de computer en de programma’s die nodig zijn om de bestellingen te regelen en de voorraden goed bij te houden. En omdat ze het ook druk hadden, kon ik een betrouwbare ondersteuning zijn.
En ik moet zeggen: dat zag ik wel zitten. Het is natuurlijk niet hetzelfde als op de machine zitten, maar het is een pracht oplossing die heel veel onzekerheden wegneemt. Ik ken het werk en kan met mijn eigen collega’s blijven werken.
Mijn werkgever heeft de afspraken over de nieuwe functie op papier gezet en mijn rayonbestuurder heeft alles nog even gecontroleerd. Zodat ik met een gerust hart met m’n nieuwe baan kan beginnen, bij mijn eigen vertrouwde en sociale werkgever.
En het mooi is dat ik heel af en toe nog even op een machine kan klimmen. Gewoon, om het gevoel niet kwijt te raken. Beter dan dit gaat het niet worden.